De overheid zou vanaf januari 2025 gaan handhaven op schijnzelfstandigheid. Heeft dit geleid tot meer loondienst of een uitstroom uit de zorg?
In het kort
- Een op de vijf zorg-zzp’ers verwacht het komend jaar te stoppen door de strengere handhaving op schijnzelfstandigheid.
- Van de stoppers verwacht ongeveer een kwart de zorg helemaal te verlaten; dit gaat om 10.000 zorgprofessionals.
Voor het eerst in jaren daalt in Nederland het aantal actieve zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) (KvK, 2025). Deze daling wordt toegeschreven aan de toegenomen aandacht voor, en handhaving op, schijnzelfstandigheid – de Belastingdienst is hier sinds het begin van dit jaar op gaan handhaven (Belastingdienst, 2025; RTL, 2025). Om deze reden gaf 42 procent van de bedrijven die in 2024 zzp’ers inhuurden, aan dat in 2025 minder te doen (CBS, 2025).
De afname van het aantal zzp’ers is zichtbaar in diverse sectoren maar is het sterkst in de gezondheidszorg (KvK, 2025). Het aantal stoppende zzp’ers in de zorg was van december tot en met februari ruim 3.000 per maand. Dat is een verdrievoudiging van het gemiddelde van de afgelopen vijf jaar (KvK, 2025). We weten echter weinig over wat de zzp’ers die stoppen gaan doen en wat de verwachtingen zijn van de nog actieve zzp’ers. In dit artikel schetsen we een antwoord op basis van een enquêteonderzoek.
Dataverzameling
Om inzicht te krijgen in de verwachtingen en voorkeuren van Nederlandse zorg-zzp’ers hebben we een korte enquête uitgezet onder de leden van SoloPartners, de brancheorganisatie voor zzp’ers in de zorg. Bij deze brancheorganisatie zijn ongeveer 42.000 zorg-zzp’ers aangesloten. In totaal zijn er momenteel ongeveer 211.000 zorg-zzp’ers.
Gezien de beperkte statistische informatie over (individuele) zzp’ers is niet te bepalen of de leden van SoloPartners representatief zijn voor de sector. Het is plausibel dat met name ‘serieuzere’ zzp’ers zich bij een brancheorganisatie aansluiten en dat zij minder snel als schijnzelfstandige zullen worden aangemerkt. Dit zou betekenen dat onze resultaten eerder een onder- dan een overschatting zijn van de effecten op het niveau van de gehele sector.
We hebben een elektronische vragenlijst uitgezet in de periode van eind februari tot half maart 2025. In totaal hebben we van 1.742 respondenten, zo’n 4 procent van de leden, complete en bruikbare data ontvangen. Van de respondenten is 77 procent vrouw, wat een duidelijke weerspiegeling is van de genderverdeling (80 procent vrouw) binnen de gezondheidszorg (CBS StatLine). De mediane leeftijd van de respondenten is tussen de 41 en 50 jaar. Gemiddeld genomen zijn de respondenten tussen de vier en zes jaar actief als zzp’er en een derde is korter dan drie jaar actief.
Gestopte zzp’ers
Van onze respondenten is vijf procent in de laatste zes maanden gestopt als zzp’er. Dit komt overheen met het percentage (vijf procent) stoppende zzp’ers in de laatste zes maanden in de sector als geheel (KvK, 2025).
Van de gestopte personen geeft 68 procent aan dat ze gestopt zijn door de strengere handhaving op schijnzelfstandigheid. Nog eens negentien procent geeft aan gestopt te zijn vanwege de onzekere aard van het zzp-schap. Dertien procent is gestopt omdat ze een goed aanbod (financieel dan wel qua leer- en ontwikkelmogelijkheden) hebben gehad van een werkgever. Naast deze drie antwoordcategorieën was er een ‘anders, namelijk’-antwoord mogelijk. Deze categorie is door 27 respondenten gebruikt. De open antwoorden die ze hierbij gaven, waren echter allemaal eenvoudig terug te coderen tot een van de drie genoemde antwoorden.
Uit de toelichting op de antwoorden blijkt dat veel zzp’ers vinden dat ze ten onrechte de dupe worden van de situatie, omdat opdrachtgevers uit angst voor handhaving en boetes geen zzp’ers meer durven in te huren. Diegenen die zijn overgestapt naar loondienst geven veelal aan zich hiertoe ‘gedwongen’ te voelen. Zo stelt een respondent: “Door de onduidelijk van de wet DBA zijn de zorgorganisatie niet te overtuigen om mij in te huren als zzp’er. Ik ben dan soort gedwongen om in loondienst te werken.”
Verder geef een grote meerderheid aan de vrijheid en flexibiliteit van het ondernemerschap te verkiezen boven loondienst. De respondenten die denken niet als zzp’er door te gaan, geven in grote meerderheid aan zich hiertoe ‘gedwongen’ te voelen. Een respondent stel bijvoorbeeld: “Ga starten in een baan buiten de zorg, dit is een besluit dat ik heb genomen i.v.m. de heksenjacht op de zzp’ers” en “men blijft vragen of ik in vaste dienst wil komen, en anders wil men mij niet meer inhuren als zzp’er”. Dit is een indicatie dat de veranderingen vooral bepaald worden door de opdrachtgevers en niet door veranderde voorkeuren van de zzp’ers zelf.
Van de nog actieve zzp’ers verwacht 75 procent ook het komend jaar nog actief te blijven. Zij geven als toelichting vaak dat ze kunnen aantonen een ‘echte’ zelfstandige te zijn. Deze groep maakt zich wat hun eigen positie betreft geen zorgen over de strengere handhaving. Wel hebben zij zorgen dat opdrachtgevers mogelijk te voorzichtig worden met het inhuren van een zzp’er. Verder verwacht vier procent als uitzendkracht soortgelijke werkzaamheden uit te voeren, vijf procent verwacht in loondienst te gaan in de zorg en zeven procent gaat de zorg helemaal verlaten (de overige negen procent weet het nog niet).
Voorkeuren van zorg-zzp’ers
Van de gestopt zzp’ers was vrijwel niemand in loondienst gegaan en maar één procent zou de zorg hebben verlaten als de handhaving op schijnzelfstandigheid niet was geïntensiveerd, zo geven de respondenten aan. Het verschil tussen deze voorkeur (95 procent doorgaan als zzp’er) en de verwachting het komend jaar door te gaan (75 procent) is dus aanzienlijk.
Als dit representatief is voor alle zzp’ers in de zorg, zou dit een extra uitstroom van ruim 42.000 personen (twintig procent van 211.000 zzp’ers) in het komende jaar kunnen betekenen. Dit past bij het beeld van de afgelopen drie maanden waarbij het aantal stoppende zzp’ers in de zorg ongeveer 3.000 per maand is (KvK, 2025). Als ongeveer een kwart hiervan (7 procent van 25 procent), zoals ze zelf aangeven, de zorg helemaal verlaat, zou dat een daling van ruim 10.000 zorgprofessionals betekenen. Omdat nog eens negen procent van het totale aantal zzp’ers nog niet weet wat ze het komend jaar gaan doen, is deze 10.000 waarschijnlijk een conservatieve schatting.
Een mogelijke daling van 10.000 zorgprofessionals is op de totale hoeveelheid arbeid in de zorg geen enorm aantal (minder dan één procent van ruim 1,5 miljoen arbeidsplaatsen). Maar omdat de zorg al met grote personeelstekorten kampt, kan dit mogelijk toch tot problemen leiden, zeker als de uitstroom zich concentreert bij bepaalde organisaties of in bepaalde regio’s. Respondenten uiten deze zorgen in ieder geval duidelijk: “De handhaving op een onduidelijke wet gaat voor veel problemen zorgen en een leegloop in de zorg.” De eerste signalen van soortgelijke gevolgen zijn breder vanuit de zorgsector te horen (Koopman, 2025).
Uittreding niet willekeurig
Door middel van een logistisch regressiemodel analyseren we of de kans om door te gaan als zzp’er samenhangt met leeftijd, geslacht of jaren ervaring als ondernemer. Al deze factoren blijken van (enige) invloed te zijn op de kans om door te gaan als zelfstandige (tabel 1). Omdat de coëfficiënten van een logistische regressie niet direct te interpreteren zijn, hebben we marginale-effectanalyses uitgevoerd om de omvang van de effecten te bepalen.

De invloed van de leeftijd van de zzp’er is beperkt. De jongste groep (tussen de twintig en dertig jaar) heeft de grootste kans om door te gaan (81 procent) terwijl deze kans daalt naar 74 procent voor alle andere leeftijdsgroepen. Deze verschillen zijn echter maar deels statistisch significant (tabel 1). Hoe meer ervaring als zzp’er, hoe groter de kans om dat te blijven. Mensen met meer dan twintig jaar ervaring blijven in 85 procent van de gevallen zzp’er terwijl dit slechts voor 70 procent van de mensen met één jaar of minder ervaring geldt. Tot slot is het waarschijnlijker dat vrouwen als zzp’er doorgaan (76 procent) dan mannen (70 procent). Dit geeft aan dat de uittreding uit deze populatie niet willekeurig is, maar een oververtegenwoordiging zal kennen van oudere, relatief onervaren, mannelijke zzp’ers.
Conclusie en discussie
Er is duidelijk een trendbreuk gaande in de zorg. Voor het eerst in jaren daalt het aantal zzp’ers in de zorg. Deze daling is geen keuze van de zzp’ers is, want de meeste gestopte zzp’ers waren het liever gebleven.
Voor de mensen die van plan zijn actief te blijven als zzp’er is het belangrijk om duidelijkheid te scheppen in de criteria voor (schijn)zelfstandigheid zodat opdrachtgevers niet onnodig voorzichtig worden met de inhuur van zelfstandigen. Daarnaast is het ook belangrijk om het werknemerschap in de zorg aantrekkelijker te maken. Aandacht voor flexibiliteit en autonomie, redenen waarom veel professionals zzp’er zijn geworden, lijkt daarbij cruciaal.

Literatuur
Belastingdienst (2025) Schijnzelfstandigheid. Informatie Belastingdienst. Te vinden op over-ons.belastingdienst.nl.
KvK (2025) Kvk Zzp-monitor: zo ontwikkelt het aantal zzp’ers in Nederland. Kamer van Koophandel.
CBS (2025) Ruim 4 op de 10 bedrijven verwachten minder zzp’ers in te huren in 2025. CBS Statistiek , 6 maart.
Koopman, M. (2025) Zorgsector kampt met problemen door handhaving schijnzelfstandigheid: ‘Krijgen de roosters niet meer vol’. BNR Nieuwsbrief, 18 februari.
RTL (2025) Ruim 60.000 ondernemers gooien handdoek in de ring: snelste stijging in tien jaar. RTL Nieuws, 16 april.
Auteurs
Categorieën